Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Pe.] Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat er leeft, [[22]naar Uw] welbehagen. 22. Dat is, naar dat het U belieft, of waaraan zij een genoegen hebben. Anders, met welbehagen; dat is, met gaven en goederen van uw goeden wil en welgevallen vloeiende en herkomende.